Apedia

Kunnen  Kunnen Kune Ik Kan Jij Kunt Hij

Front kunnen /kune/
--------------------
ik kan /kan/
jij kunt /kunt/
hij kan 
wij kunnen 
jullie kunnen 
zij kunnen 
Back [can, present tense]

Tags: verb

Learn with these flashcards. Click next, previous, or up to navigate to more flashcards for this subject.

Next card: Spellen  spelt  spellen spele ik spel  jij hij

Previous card: Deze dit singular woord en de het plural

Up to card list: Dutch - entry level